verbijzondering / veralgemening (c.q.: géén verbijzondering)
Artikelen
  • 1959-04-04kind der tienduizenden, het – . bij een televisiespel van Bert Schierbeek
  • 1962-10-03Noord en Zuid
  • 1984-02-20zand uit de ogen schrijven, Het
  • 1984-05-25En de lezer werd boek
  • 1989-01-30uitgesproken zwijgen van Housman, Het
  • 1993-06-25Bekoring Van Het Geschiedverhaal, De
  • 1993-12-10Geluk Van Een Andere Lezer Te Zijn, Het
  • 1998-09-14Gallische facetten van Vestdijk, De
  • Zie ook
  • verbijzondering / veralgemening (c.q.: géén verbijzondering)
  • abstract / concreet c.q.: abstracta / concreta
  • abstract » abstractie(s) » abstraherend
  • algemeen / bijzonder [OF: wezenlijk vs bijkomstig» toevallig» uitzonderlijk]
  • algemeen / verbijzondering (OOK: géén verbijzondering vs. verbijzondering)
  • algemeen » algemeenheid » nietszeggende algemeenheid
  • betekenisgeving is veralgemening
  • essayistische fictie (probleemroman of –verhaal) / verbeeld OF:te essayistisch
  • interpretatie vervangt unieke taal door veralgemenende neventaal
  • kunst: toevallige werkelijkheid bewerkt tot (beeld van) algemene waarheid
  • leidt niet tot doordenken » brengt niet op ideeën (: bepaald soort onderzoek)
  • lusteloze taal van wetenschap » (vlucht in:) ongeloofwaardig wetenschapsjargon
  • men » 'men' vs. 'ik' : bij Kouwenaar
  • pars pro toto » één onderdeel signaal voor geheel of veel verschillende dingen
  • symboliek » symbool » zinnebeeld
  • symbolisch duiden » duiden van symbool » (OOK: over–symbolische interpretatie)
  • systeemdwang » te (bewust) systematisch» dwangmatig » SOMS: dwang v.h. Systeem
  • totaliteit (willen) uitdrukken » "alles zeggen van allen" of van alles
  • typologie » stereotypering » schematiseren » uniformering » "typisch&qu
  • veralgemenen van het bijzondere » reductie tot idee » abstraheren » abstractie
  • veralgemening » generalisatie
  • verbijzondering
  • verbijzondering van het algemene
  • verbijzondering van woord(en) in poëzie
  • verbijzonderingen: verschillende – mogelijk van één algemeenheid
  • wij–vorm » wij–gedicht(en) » (SOMS OOK:) retorisch 'wij' ipv. 'ik'