| *[9611]*
[Fens stipt een aantal zich bij het lezen van Van Deel's gedichtje over de krekel versus het Requiem van Theodorakis opdringende connotaties aan.
Deze bewonderende bespreking gaat niet zozeer over het typografische wit in poëzie, als wel over de ruimte die een goed gedicht vraagt om in al zijn betekenissen te functioneren.] |