1960-01-23 verkenningen in de onderstroom. poëzie van j.a. rispens, victor van vriesland en willem brandt | |
---|---|
Linie, De (weekblad; 30–10–1954 t.m. 10.12.1960) 1960-01-23 langere bespreking (: tussen 1000 en 2000 wrdn) | |
opmerking | |
*[6262]* Het eerste gedeelte (ruim één derde van het hele artikel) is voornamelijk algemeen van aard. Fens onderscheidt in "de poëzie van nu" een 'bovenstroom': de jongere poëzie, die de meeste aandacht vraagt; een 'middenstroom': de vernieuwing die rond vijftig in de poëzie plaats had; en een 'onderstroom' van oudere dichters, waarvan hij o.m. zegt: "Voor een jongere lezer blijft afdaling in de onderstroom een vreemd avontuur. Van zijn eigen wereld herkent hij weinig of niets." Hier vallen de namen van Bloem ("Afscheid"), A. Roland Holst ("In gevaar") en Boutens, en ter sprake komt Hans Warren's inleiding in zijn recente bloemlezing uit de poëzie van de laatste (een Ooievaarpocket). De laatste alinea van dit gedeelte is gewijd aan "Voetsporen" van Rispens (zeer negatief beoordeeld), en wordt afgesloten met een kader waarin daaruit een illustratief kwatrijn. Dan volgt binnen dit 'theoretisch raam' een bespreking van resp. Van Vriesland en Brandt, ieder genoemd in een tussenkopje. [voor dat van Van Vriesland staat een onbegrijpelijke k. afgedrukt RM.] Ook Van Vriesland (door Fens slechts gemengd gewaardeerd) krijgt een ingekaderd kwatrijn geciteerd, en van Brandt citeert Fens (eveneens in kader) de eerste twee strofen van 'Roestige vogels' en de eerste van 'Archeologie'. Genoemd worden Van Straten's inleidinkje op Van Vriesland's poëzie in de bloemlezing "Toen bliezen de poortwachters", en van Van Vriesland de gedichten 'Spelevaren' en 'Cohabitatio' uit de afdeling 'Acht korte doodsaria's'; verder (negatief) het grote gedicht 'De bevrijding van Dalfsen', waarvan het verheven begin wel doet denken aan Nijhoff's "Awater", maar op die "bazuinstoot" volgt "een naargeestige stilte". Van Brandt noemt Fens de gedichten 'Tropisch' en 'Toch'; voorts geeft hij een aantal voorbeelden van gekunstelde woordkeuze. | |
Termen | |
• "poëtische" poëzie: onpersoonlijke (cq kitschige) met poëzie geschreven po& • Achterberg, Gerrit • Awater (Nijhoff) • Bloem, J.C. • bloemlezing » anthologie » keuze (–bundel) • Boutens, P.C. • Brandt, Willem [pseudoniem van Willem Simon Brand Klooster] • cliché » gemeenplaats(en) » schablones » open deur(en) » platitude(s) • droom » illusie » (romantisch) verlangen » visioen » verbeeld ideaal» • Fens: voorbehoud cq ambivalentie» teleurgesteld» kritisch» afwijzend» negati • gekunsteld » gemaakt» kunstmatig» geforceerd» onecht» aanstellerij&raq • generatie (–s)\ –verschil (–len)\ –kloof » SOMS: jongeren » jeug • kunstkunst » kunstmatigheid van kunst–kunst » verhevene onschadelijk gemaakt • leegte » niets te vertellen » niets te zeggen » uiterlijk vertoon » lege vor • lezer: oudere/ jongere – • onpersoonlijk woordgebruik » afstandelijk–onpersoonlijke taal cq. beschrijving • relatie oude(re) / hedendaagse literatuur • retoriek » grootspraak » taalvertoon » –vergroting » bedrog van» • richting » stroming » generatie » het begrip 'richting'\'stroming'\'generatie' • Rispens, J.A. • Roland Holst, Adriaan • sterren als literair motief (OOK: sterrenhemel» ruimte (–vaart) etc.) • Straten, Hans van • Vijftig » Vijftigers » beweging van "Vijftig" • Vriesland, Victor E. van • Warren, Hans | |
Besproken publikaties | |