| *[6145]*
Met afbeelding over drie kolom van schilderij van Andrea del Sarto (1528; Uffizi Florence): meisje met een boek van Petrarca.
Fens spreekt waardering uit, maar is niet onverdeeld positief; o.m. vergelijkt hij stilistisch bewonderenswaardige citaten uit "The Cambridge History of Italian Literature" (: de afsluitende regels van de paragraaf 'Van Ariosto tot Tasso', en het begin van John Took's tweede alinea van het hoofdstuk over Petrarca) met de weliswaar gedegen en erudiete, maar schoolse en onpersoonlijk geformuleerde stofbehandeling door Van Dooren. Diens verdienste is echter dat hij bij de lezer jaloezie wekt "op een literatuur zo verheven en volks, zo grootsprakig en gedisciplineerd, zo gestileerd en onbesuisd" – met "altijd in de verte die zes hoge bergen met eeuwige sneeuw op de top": Dante, Petrarca, Boccaccio, Ariosto, Macchiavelli, Tasso.
Genoemd worden Dante's "Divina Commedia" en het "Zonnelied" van Franciscus van Assisi; verder Van Dooren's door Fens als 'schitterend' gekwalificeerde bloemlezing "Gepolijst albast. Acht eeuwen Italiaanse poëzie". |