| Met afbeelding van geschilderd portret van Judith Leyster (1633).
Geciteerd wordt een vierregelige tekst bij een embleem op de spreuk 'Nulla dies sine linea' uit het portret van Margareta van Godewyck in de studie "Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroeg–moderne tijd 1550–1850, van Anna Bijns tot Elise van Calcar" (1997). Verder uit dezelfde studie: een van de acht strofen van een gedicht 'op de nooit gehoorde schaarkunst van juffrouw Joanna Koerten' alsmede een paar regels over Constantia van Utrecht, dochter van Willem van Nieuwlandt en in 1628 gehuwd met de schilder Adriaan van Utrecht. – Uit het "overigens aardige" opstel 'De schildersopleiding van kunstenaressen' in het besproken boek citeert Fens het begin als typerend voor de "witte plekken" die men "vaker in historische vrouwenstudies" tegenkomt: "Dat er niets over te zeggen valt, is alleszeggend", aldus Fens.
Ter sprake komen nog de allegorische tekening 'Triomf van de schilderkunst over de dood' van Gesina ter Borch (1660) en het schilderijtje 'Tekenend meisje' van Gabriël Metsu (dat in de National Gallery te Londen hangt). |