| *[2535]*
Zie ook "Loodlijnen" (1967), p 147vv.
Geciteerd wordt het motto van Pierre Drieu la Rochelle, dat Maurice Gilliams aan zijn in 1964 verschenen "Gedichten 1919–1958" heeft meegegeven.
Fens' poging om zijn negatief oordeel te verantwoorden over de eerste regel van Gilliams' "Sonnet": "De teedre sterren bloeien, – millioenen!" loopt uit op een principieel, programmatisch stuk over functioneren, taak en begrenzing van naar maximale objectiviteit strevende literaire (dagblad)kritiek.
Daarin gelden privé–ervaringen van de criticus mbt. een tekst als voor zijn lezers niet relevant. In deze ergocentrische benadering wordt ervan uitgegaan dat zowel de lezende criticus als het gelezen werk een structuur is, bepaald door objectief vast te stellen wetten. "Volkomenheid of onvolkomenheid van de structuur bepalen [bepaalt, RM] de aard van de reacties van de lezer, steeds gevarieerd, met verschillen in intensiteit. Ik zou nu de dagbladkritiek willen omschrijven als het proces van bewustmaking van de structuren, van de volkomenheid of onvolkomenheid ervan, uit welke laatste vaststelling een waardeoordeel volgt. Met die bewust–making geeft de criticus aan de lezers het materiaal in handen voor eigen verwerking (de verwerking door de criticus blijft ook verzwegen). (...)" |