| *[9719]*
"Ik ben Gabriël, die altijd in Gods nabijheid is": de mooiste woorden uit het mooiste boek van de Bijbel. Daarbij ervaart Fens "[...] een sensatie die ik mij herinner van de vroegste lezing van poëzie: een gevoel van grote afstand, in ruimte en tijd. Wat ik las kwam uit een verre verte en ik was de al of niet bedoelde ontvanger [...] zoals bij die woorden van Gabriël [aan Zacharias] waarin de hoogst mogelijke toestand is verwoord [...] overgebracht naar het hier en nu." Onmetelijke afstand maar "er was aan mij gedacht, een stilte was doorbroken".
Dat later ook met muziek. Maar nu steeds meer: om "het te grote wezen" ervan: "Op je eentje kan ik dat niet verdragen, de laatste tijd steeds moeilijker. De afstand wordt groter. Er is een alles overheersende vrees: voor de stilte aan het einde van de muziek."
|