| *[9329]*
"in maart en april de mooiste uren, die tussen zes en tien's avonds": licht–beleving roept bij Fens herinneringen op. [Het dierbare gebouw waarvan aan het einde van het stuk sprake is: wellicht de r.k. kerk in de Chasséstraat? De slotzin van het stuk: "Het oude licht weigert te sterven" zou daarmee (alweer; en weer in verhulde vorm) iets kunnen zeggen over de impact van Fens' religieuze jeugdervaringen. RM] |