| *[9049]*
Fens citeert regels van Herbert (uit de opdracht van zijn enige bundel "The Temple"), van Bloem (uit het vers 'Volk en vaderland'), en van Achterberg; zij functioneren in zijn bespiegelingen over de eigen taal–identiteit van dichters, of van het (nog) ontbreken daarvan in zwakker of jeugdwerk. – Maar: (in het hiernamaals) "bestaan we alleen nog maar uit de beste woorden die we waren". |