| *[8878]*
Fens citeert en bespreekt van Bloem's gedicht 'In memoriam' de eerste twee regels en de derde strofe. Aan het slot van het artikel geeft hij nog de eerste strofe van Achterberg's sonnet 'Noordeinde': als regels die zich voor hem nog niet helemaal ontvouwen.
De plotselinge ontdekking van de "veel reëlere en ook veel normalere betekenis" van het woord 'slaken' brengt Fens tot een gelukkig makend zicht op het wezenlijke van poëzie: "er wordt iets onweerlegbaars zichtbaar gemaakt", dat "ook alleen in deze vorm gezegd kan worden". "Om dat vrij kunnen maken van het wezenlijke gaat het bij het lezen van poëzie", "in poëzie, misschien alleen in poëzie, staan de dingen in hun wezenlijke gestalte op". Dat is niet een puur zinnestrelende ervaring zoals bij "sierpoëzie", evenmin zuiver rationeel (zoals bij aforismen); "het gaat er niet om, taalspelletjes te ontraadselen". "Wanneer een literair geachte tekst slechts het vermoeden geeft, hoogstens iets ter oplossing te bieden zonder dat dat verrassende perspektief (...) te verwachten is, loont het niet er moeite aan te geven. Hoe dat vermoeden gewekt wordt, laat zich moeilijk verklaren; ik voor mij onderscheid altijd onbegrijpelijke en duistere gedichten, waarbij ik bij de eerste soort doorgaans met poëzie van slechte kwaliteit te doen heb. Kwaliteit verraadt zich vóór het doorzicht plaats heeft. Op welke gronden? Ik zou ze niet precies kunnen omschrijven. (...)" |