| *[7360]*
Met [fragment van?] een foto uit 1906, met J.K. Feijlbrief in de Kanselarij van het Nederlands gezantschap te Berlijn naast de man die als "de man met het pierrot–gezicht" figureert in "Het Onuitsprekelijke". – In een kader korte informatie over de voorgenomen, door De Moor te verzorgen publikatie van Van Oudshoorn's "Verzamelde Werken".
Fens is zeer positief over het proza van Van Oudshoorn, maar betwist de opvatting van De Moor, dat de brieven in "Het Onuitsprekelijke" zonder meer als literair–historische autobiografische documenten kunnen worden gepresenteerd: het betreft immers in de jaren '20 door Van Oudshoorn herschreven teksten, voor een deel gepubliceerd in "Groot Nederland". Fens: "De belangrijkste door De Moor opgeroepen problematiek is, of we bij deze brieven te doen hebben met documentatie of met literaire fictie."
Genoemd worden van Van Oudshoorn de romans "Achter groene horren" en "Willem Mertens levensspiegel", en de novellen c.q. schetsen 'Bezwaarlijk verblijf', 'Beeltenis', 'Pinksteren', 'Afscheid', 'Doodenakker, een zelfportret', 'Bezwaarlijke vaart' (de laatste twee volgens Fens "helemaal mislukt" door "experimenteren met modieusheden"). |