| *[7181]*
Met portretfoto's van Michel van der Plas en Huub Oosterhuis.
Geciteerd wordt 'Hand op mijn hoofd' van Oosterhuis, en van Van der Plas het tweede van de (door Fens met het ten dele eveneens aangehaalde 'Klein Duimpje' tot de sterkste verzen van de bundel gerekende) vijf sonnetten.
Fens acht "beide bundels boeiender voor een bepaalde [...] ontwikkeling binnen de poëzie dan als zelfstandige dichterlijke fenomenen": mist bij de "net iets te nadrukkelijke" verzen van Oosterhuis "plezier bij de ernst" en treft in het werk van Van der Plas "te veel zwakke plekken". |