| *[6969]*
Paginagroot essay van ruim 2000 woorden; met korte lead en een grote, niet ondertitelde foto (Magnum/ABC) van eenzame figuur aan eind van pier of stenige kust turend naar vrachtschip in de verte. In het wekelijkse 'Sporen'–katern, in dit Kerstnummer gewijd aan 'De grenzen van IK'.
In vogelvlucht, aan de hand van enkele belangrijke figuren en hun werk, een overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van de ontvoogding door het individualisme in de westerse cultuur, met de "verstrengeling" van het klassieke en het christelijke vertoog als uitgangspunt.
Fens citeert (steeds het begin van) Augustinus' "Belijdenissen" (vertaling van Wijdeveld), Dante's "La vita nuova" (vertaling van Keuls), de inleiding op dat werk door de Engelse vertaalster Barbara Reynolds, de "Confessions" van Rousseau. Hij sluit het stuk af met "het smalste vers uit de Nedelandse poëzie": het bekende ik–mij 'Sonnet' van Lucebert (uit zijn "Gebundelde gedichten").
Genoemd worden ook de vita van Antonius de Kluizenaar door Athanasius, de Regel van Benedictus, "De geschiedenis van mijn rampspoeden" door Abélard (met een allusie op Newman) en zijn brieven aan Héloïse, de "Divina Commedia", de autobiografie van Benvenuto Cellini, de drie dialogen "Rousseau juge de Jean–Jacques" van Rousseau uit 1776.
Op 30 december drukte de Volkskrant een dankbriefje voor het themanummer af van A.M.Th. Zwietering–de Jong; daarin "speciale dank" voor Dorien Pessers, Aleid Truijens en Kees Fens. |