| *[6742]*
Fens verwondert zich over het in Vlaanderen "steeds weer aangebracht onderscheid tussen kristelijke en niet–kristelijke schrijvers, welke laatsten dan kennelijk 'vrijzinnige' heten" terwijl hij "alleen onderscheid (zou) kunnen maken tussen goede en slechte schrijvers. In literaire zin dan". Dat in de invloedrijkste literatuur een niet–christelijk wereldbeeld zichtbaar wordt "zou ook verontrustend kunnen werken en tot de vraag kunnen leiden, waarom een kristelijke inspiratie literair in nog zo weinig resulteert".
En passant krijgen drie van de vier in het stuk genoemde auteurs een literair negatieve beoordeling te incasseren. |