| *[5858]*
Het verhaal van Panhuysen stelt Fens teleur ondanks het voortreffelijke begin. Over de bundel van Gijsen is Fens veel positiever; met name 'Mijn vriend de moordenaar' en 'De boom van goed en kwaad' komen aan de orde. – In de inleidende alinea's signaleert Fens het ontbreken van proza van jonge romanschrijvers: zou de oorzaak liggen in "het karakter van de moderne roman, die de essayistische bekentenisliteratuur tot op een pas afstand genaderd is, soms zelfs al bereikt heeft?" Heeft "de zo sterk gepropageerde 'eerlijkheid' het liegen van de waarheid niet verdrongen (...)?" |