| Aanleiding tot dit artikel is het tv–programma "De Plantage" van zondag 7.12.97 waarin het Fonds voor de Letteren, vertegenwoordigd door H.U. Jessurun d'Oliveira, zich tegenover de dichter Jan Kal, van wie recent "1000 sonnetten" zijn gebundeld, moest verdedigen voor de stipendium–weigering aan de laatste. Ter sprake gebracht wordt ook dezelfde tv–rubriek van een week eerder over Carmiggelt [aan dat programma heeft ook Fens meegedaan RM], waar de nieuwsgierigheid naar de mens eveneens groter bleek dan die naar het werk. In dit verband signaleert Fens verder de twee artikelen van Theodor Holman over Jan Kal, in het dagblad "Het Parool" van 9.12.97 en de recent door Mulisch ingerichte schilderijententoonstelling "Zielespiegel" in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Van Mulisch zegt Fens hier o.m. "dat zijn werk zich aan elke vraag naar het autobiografische karakter ervan onttrekt".
Tenslotte noemt Fens de door Piet Gerbrandy enkele maanden geleden in de Volkskrant besproken jongste bundel "Van de verliezer & de lichtbron" van Kees Ouwens: "Wat weten we van Kees Ouwens? Niets. Er wordt dus over zijn werk nauwelijks gepraat. Hij bestaat alleen in zijn gedichten. Maar wie leest ze? Hij bestaat dus bijna niet. Maar 'de vonk valt waar de lamp wordt ontstoken'. Daar gaat het om." |