| Aanleiding tot dit stuk is een uit twee zinnen bestaande passage uit Goethe's "Die Wahlverwandtschaften": de eerste zin een abstracte filosofische gedachte, de tweede "concreet en verbijzonderd", met vele mogelijkheden tot veralgemening: "in de tweede zin concentreert het proza zich ineens tot poëzie".
Aangehaald worden de regels van Bloem's kwatrijn 'De nachtegalen', nav. Keat's 'Ode to a Nightingale'. |