| Ingekaderd tussen horizontale lijnen in de tekst nog de kop: Gedichten uit 1930–1935 heruitgegeven.
Bij de door Rudolf Escher verzorgde herdruk van de bundel uit 1930 en alle ongebundelde verzen.
Fens citeert het begin van het debuutvers 'De bollenkweker. Een idylle', en illustreert met nog andere citaten (de eerste strofe van een titelloos vers op pagina 26; de derde en vierde strofe van 'Mijn zoon'; het begin van het vers met de eerste regel 'Er ruist' een stilte in 't heilige woud, (...)'; het vers dat begint met de regel 'Toen ik een kleine jongen was') hoe de dichter een taal hanteert "die hangt tussen bevestiging en ontkenning van het erin uitgedrukte gevoel"; hij constateert dat Noordstar's poëzie doet "denken aan verzen die op het ogenblik door jonge dichters geschreven worden".
Genoemd wordt nog het met Pareau verzorgde "Argos en Arcadia" in de "Vrije Bladen" reeks. |