| Met portret van Karel van de Woestijne (foto Letterkundig Museum).
Geciteerd worden gedichten uit Karel van de Woestijne's bundels "God aan zee" (1926) en "Het berg–meer" (1928): resp. 'Wielwaal, die van rijpe kersen (...)' en 'o Vruchten–leêge schaal, o flanken rijk aan reuken (...)'; verder een aantal fragmenten, o.m. de eerste strofe van het gedicht waarmee de nooit in die vorm gepubliceerde bundel "Het gelaat van de dichter", voorafgaand aan "De modderen man" (1920), zou openen: 'Beschouw dit grauwend aangezicht. Gij zult er vinden (...)'.
Genoemd wordt ook de eerder bedachte titel "Het licht der kimmen" voor wat uiteindelijk "Wiekslag om de kim" zou worden (postuum als eenheid gepubliceerd drieluik van de bundels uit 1920, 1926 en 1928).
Tevens worden uit de school van Sötemann andere belangrijke wetenschappelijke tekstuitgaven in de reeks "Monumenta Literaria Neerlandica" vermeld: "De uitvreter" van Nescio, poëzie van Bloem, van Nijhoff en van Leopold. |