| *[3403]*
Met portretfoto van Marnix Gijsen.
Bijna de helft van het artikel is gewijd aan een (positieve) bespreking van Gijsen's verhalen, waarvan er diverse de revu passeren; over een aantal verhalen van Vandeloo is Fens minder positief, al treft hij er ook goede bij ('De Muur', 'De grap', 'De croton').
In het eerste kwart van het stuk meldt Fens de uitreiking van de grote prijs der Nederlandse letteren aan Streuvels, die als 28–jarige in 1899 met 'Lenteleven' debuteerde. "Na de lente is een lange zomer gekomen": Fens somt een aantal belangrijke Zuidnederlandse auteurs van daarna op. Daarbij worden enkele titels genoemd ("Het gevecht met de engel" van Teirlinck, "Dwaallicht" van Elsschot, "Registreren" van Claus.
Van Streuvels had Fens liever "Werkmensen" (met "het meesterwerk" 'Het leven en de dood in den ast') goedkoop herdrukt gezien dan de gedateerde verhalen uit het vroegste werk die recent in bloemlezing zijn heruitgegeven. |