| *[2685]*
[Reflectie van Fens op zijn wijze van kijken naar beeldende kunst: (te?) snel interpreterend» betekenisgevend» in veralgemenende context situerend, dus eigenlijk zoals hij literaire teksten leest: daarbij alles meelezend wat hij gelezen heeft, "althans dat 'alles' dat die tekst tot zich trekt".
Deze vorm van 'herkennend' lezen geeft het unieke, het nieuwe, wellicht te weinig kans: dat wordt pas (h)erkend als het "de continuïteit (is) binnengelezen", en dus niet meer nieuw is; oorspronkelijkheid is alleen waar te nemen met een "blinde vlek".
Voor Fens is de kunstbeleving, voor hem de eerste ervaring met kunst, veralgemenend, want aansluiting vindend bij gelijke belevingen en een verdere (normatieve) context scheppend. Náást al dit geplatoniseer zou, om de eigenheid van de dingen afzonderlijk daaruit te redden, een Aristoteles het ideaal zijn.
N.B.: Het lijkt niet onaannemelijk dat dit stuk geschreven is terwijl Fens bezig was aan "34 Plein Jours en la compagnie de Lucebert. Promptuaire à travers 220 dessins", samengesteld door Richard Meier; over dat boek gaat nl. het enkele dagen later verschenen maandagartikel "34 Dagen uit de hand van Lucebert" in de Volkskrant van 21.8.95. RM] |