| *[10460]*
A.L. Boom zet zich [RM: in hem typerende] ambivalentie af tegen een bekoorlijke, oude maar nu toch irreële vorm van geloven, die is gebaseerd op de hoge middeleeuwen met 19e–eeuwse toevoegingen.
Na de ervaring van een haast onwerkelijk in zichzelf besloten stil, door en door katholiek stadje als Roermond realiseert hij zich "waaraan ik nu daarginds geleden had": "heimwee naar onrust, naar onzekerheid, angst voor de illusie en vooral het toegeven daaraan": d.w.z. toegeven aan de bekoring van de stilte", aan de zekerheid, aan "de illusie [...] dat God zelf is blijven stilstaan". Nee, dan liever de grote stad "omdat die geen enkele illusie toestaat". |